Engels slijkgras

Engels slijkgras (Spartina anglica) is een spontane natuurlijke kruising van het in Zuid-Engeland en ook hier inheemse klein slijkgras (Spartina maritima) en het Amerikaanse slijkgras (Spartina alterniflora). Als eerste tussenvorm ontstond zo rond 1870 een steriele hybride (Spartina townsendii), maar door onopgehelderde oorzaken muteerde het plantje al omstreeks 1890 tot het Engels slijkgras.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Spartina, is uiteindelijk afkomstig uit het Oud-Grieks. Daar betekent sparton 'touw'. Vroeger maakte men inderdaad touw van deze plantensoort. Het tweede deel, anglica, betekent – u raadt het vermoedelijk al – 'Engels'.

Het zaad van het Amerikaanse slijkgras was weer eens met het ballastwater van oceaanoverstekende schepen meegevoerd en de eerste meldingen van zijn kolonisatie kwamen sinds 1816 voor in de annalen toen het langs de zuidkust van Engeland en de zuid Atlantische kust van Frankrijk nabij Spanje opdook.

Het Engels slijkgras is een wat kruidachtige vaste plant, die tot een dikke meter hoog kan worden. Hij is in alle opzichten net ietsjes forser dan zijn inheemse familielid. In de eerste helft van het jaar is hij geelachtig groen en om daarna licht bruin te worden in de tweede helft. De bloemen zijn gelig groen.

Ietwat lichtzinnige mensen zagen in deze nieuwe soort een waardevolle aanvulling op de bestaande flora omdat zijn stevige wortelstokken diep wortelen, waardoor hij slib en zand beter op zijn plaats kan houden. Om die reden werd hij in Groot-Brittanniƫ veelvuldig aangeplant om land uit zee te winnen. Wij Nederlanders weten wel beter: landaanwinning doe je met dijken, opspuiten van strand en inpolderen. Nee dus. Vanaf 1920 werd het Engels slijkgras ook langs de oevers van de Westerschelde aangeplant om land te winnen uit de zee.

Nederlandse ‘deskundigen’ publiceerden zo positief in vakbladen dat het uit de hele wereld bestellingen regende. Het Engels slijkgras werd wereldwijd ingezet om slib vast te leggen, land aan te winnen en vaarwegen te ontlasten, maar ook voor de winning van veevoer en (in China) van groenbemesters. De soort komt nu behalve in Europa voor langs de hele Amerikaanse oostkust, Oost-AziĆ«, AustraliĆ« en Nieuw Zeeland.

De nadelen werden echter al snel duidelijk want uitgestrekte slibgronden met flauwe hellingen maakten plaats voor vlakten met Engels slijkgras met steile hellingen en slechte ontwatering, en doorsneden door diepe kanalen; sommige vaarwegen raakten verstopt door de sterke slibvastlegging; de soort deed het niet alleen goed op moddervlakten, maar verdrong ook andere vegetaties.

In Nederland heeft het Engels slijkgras ons inheemse klein slijkgras vrijwel geheel verdrongen en veel voedselgebieden voor fouragerende waadlopers (dat zijn vogels; mensen zijn wadlopers) gingen verloren.