Weegbreeslangenkruid

Weegbreeslangenkruid (Echium maritimum) is het maritieme broertje van het (gewoon) slangenkruid (Echium vulgare). De plant komt algemeen voor in het hele Middellandse Zeegebied en het Zwarte Zeegebied plus de in de Atlantische Oceaan gelegen vacantiebestemmingen (de Canarische Eilanden, Madeira, de Azoren en de Kaapverdische Eilanden). In Noordwest-Europa eindigt zijn verspreidingsgebied aan de kusten van Zuidwest-Engeland en de Waddeneilanden. De plant houdt van graslanden en rotsige hellingen, vooral in de buurt van de kust.
Weegbreeslangenkruid is een een- of tweejarige kruid dat tot 20 tot 60 centimeter hoog kan opgroeien, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. Hij vertoont zich aan de buitenwereld met een vertakte stengel die bezet is met ruwe stijve haren. Aan diens basis heeft deze soort een bladrozet van lancetvormige bladeren. Hogerop is weegbreeslangenkruid getooid met tot 14 centimeter lange lancetvormige behaarde bladeren. Weegbreeslangenkruid bloeit van april tot juli met paarse, 15 tot 20 millimeter lange bloemen, waarvan twee van de vijf meeldraden opvallend uitsteken.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Echium, is afkomstig uit het Oudgrieks, waar ékhis (ἔχις) 'adder' betekende. Het geslacht heet hier in den lande ook slangenkruid, een uitstekende vertaling vanuit het Oudgrieks. Het tweede deel, maritimum, is Latijns en betekent '(van de) zee'. Weegbreeslangenkruid heeft nog een verouderde wetenschappelijke benaming: plantagineum. Dat kunnen we vanuit het Latijn vertalen tot 'lijkend op Plantago', naar de gelijkenis van de grondbladeren met die van de weegbree.

Met een naam als slangenkruid verwacht je natuurlijk dat de plant ooit werd ingezet voor de behandeling van slangenbeten. Inderdaad wordt op internet alom geschreven (of nageschreven) dat de wortel, gedrenkt in voldoende wijn, zou helpen tegen slangenbeten, maar dat is onzin (of kwakzalverij). De naam is afgeleid van de twee meeldraden die uit de bloem steken, wat met enige fantasie op de kop met giftanden van een adder lijkt.

Zou het een goed idee zijn om een aftreksel in te nemen om een potentieel dodelijke beet van een adder te overleven? Als dat het geval zou zijn, zou zelfs Cleopatra nog gered kunnen worden nadat ze zich liet bijten door een adder om zelfmoord te plegen.

Het antwoord is negatief, want de hele plant, van top tot wortel, zit boordevol giftige pyrrolizidine-alkaloïden die zich, samen met wat metabolieten (afbraakproducten), opstapelen in de lever. Grazende planteneters, die per ongeluk vreten van weegbreeslangenkruid, krijgen onherroepelijk te maken met extreem gewichtsverlies, uitval van leverfuncties en met een uiteindelijke fatale afloop. Zo giftig is de plant dat zelfs de honing vermengd dient te worden met die van andere plantensoorten om de kans op leverschade bij de mens te verminderen.

Maar hij groeit vrolijk op vrijwel alle Waddeneilanden.