Vals muizenoor

Alleen op Terschelling, zo dacht men, groeit in Nederland het vals muizenoor (Hieracium peleterianum), waar hij bekend staat als Schellings havikskruid. Vals muizenoor is in Nederland naast (gewoon) muizenoor (Hieracium pilosella) het enige havikskruid met maar een enkel bloemhoofdje per bloeistengel. Hierdoor worden de twee soorten nogal eens met elkaar verward.
De soort werd voor het eerst ontdekt in 1966, maar was als een zeer harig (gewoon) muizenoor de boeken in gegaan. Pas na onderzoek bleek het te gaan om een voor Nederland nieuwe soort: vals muizenoor.

Vals muizenoor is overblijvend en overwintert als rozet. De rozetbladeren zijn bedekt met lange, zilverachtige haren. De plant heeft korte, dikke uitlopers welke naar het einde toe bezet zijn met dicht op elkaar staande, niet in grootte afnemende bladeren. Daarnaast heeft Vals muizenoor lange, enkelvoudige haren en nagenoeg geen klierharen op het omwindsel. Wat opvalt zijn de iets grotere en wat bleekgelere hoofdjes van vals muizenoor tegenover de kleinere, gele hoofdjes van Muizenoor.

Buiten Nederland is vals muizenoor bekend van Noord-Spanje tot Scandinavië. De plant komt in Nederland vooral voor in kalkarme tot uitgeloogde duingraslanden en is volgens de literatuur kalkmijdend. Op Terschelling is zij op veel plaatsen ook langs het fietspad aan te treffen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Hieracium, is afkomstig uit het Oudgrieks, waar hierax (ἱέραξ) 'havik' betekent, maar verder weg in de taalgeschiedenis ook 'jager'. De Oude Grieken meenden namelijk dat de havik van deze planten gebruik maakte om zijn gezichtsvermogen te versterken. Het tweede deel, peleterianum, eert de Franse botanicus en chemicus Pierre Joseph Pelletier (1788-1842). Hij was mede-ontdekker van de chemische structuur van kinine, caffeëne en strychnine.

Vals muizenoor blijkt overigens een eilandhopper, want er bestaan ook enkele meldingen van exemplaren op Ameland, al bestond er in eerste instantie wat twijfel. Allerlei soorten lijken namelijk heel erg op elkaar. De uitlopers waren een stuk langer dan bij de meeste Terschellinger exemplaren. Uit onderzoek is nu gebleken dat de Amelandse planten toch vals muizenoor betroffen. De langere uitlopers werden verklaard doordat de exemplaren aan het einde van het groeiseizoen waren waargenomen.

Er kan discussie gevoerd worden of de soort door menselijk handelen of op natuurlijke wijze Ameland heeft bereikt, maar de consensus is dat zaden van vals muizenoor een afstand van Terschelling tot Ameland in de ingewanden van vogels zouden moeten kunnen overbruggen. De Amelanders hebben de soort al verwelkomd met een leuk artikel in de lokale krant.

Nu de andere waddeneilanden nog. Houd bij een wandeling door de duinen van de waddeneilanden dus een schuine blik naar de grond. Wie weet vindt je het volgende vals muizenoor.