Zandraket

De zandraket (Arabidopsis thaliana) komt algemeen voor in Europa, Azië en Afrika, zo melden de meeste bronnen. Maar omdat deze soort een cultuurvolger is kunnen we zijn oorspronkelijk domein plaatsen in het Middellandse Zeegebied. Elders in de wereld ziet men hem als een (soms vervelende) exoot. Zandraket behoort tot dezelfde familie als die van kool en mosterd (Brassicaceae).
Deze soort groeit op dijken en in bermen, op open plekken in grasland en in akkers, in plantsoenen en de zeeduinen, op braakliggende grond en ruderale plaatsen. Waar hij niet van houdt is zware zeeklei, waardoor hij in noordelijk Friesland weinig voorkomt.

De zandraket is een kleine, eenjarige plant met een wortelrozet, waaruit één of meer bebladerde, soms vertakte stengels oprijzen. De meeste planten kiemen al tegen de winter, bloeien in de lente en sterven in de zomer af. Na een verregende zomer kan een tweede lichting in bloei komen, maar dan blijven meestal wat treurig van formaat. De zandraket heeft één tot drie lancetvormige stengelbaderen, lancetvormig. De kleine witte bloemen staan in zeer langgerekte trossen. Na de bloei ontstaan hauwtjes, waarin zich zeer kleine roodbruine zaden verstoppen.

Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Arabidopsis, is een combinatiewoord woord uit het Oudgrieks, waar met arabís (ἀραβίς) het pijlkruidkers (Lepidium draba) werd aangeduid, gekoppeld aan ópsis (ὄψις) 'gelijkend op'. Het tweede deel, thaliana, is ook van Oudgriekse herkomst: thallós (θαλλός) betekent 'twijg'. Het verklaart de vorm van sommige bladeren van de zandraket.

Zo snel groeit en bloeit de zandraket dat hij zijn complete levenscyclus in zes weken kan voltooien. De centrale stengel die bloemen produceert, groeit na ongeveer drie weken en de bloemen zijn op natuurlijke wijze zelfbestuivend. Als gevolg van die eigenschap wordt deze raket veel gebruikt voor allerlei erfelijkheidsonderzoek. Met chemicaliën of bestraling kunnen snel genetische mutaties worden verkregen. Bovendien heeft deze soort maar een gering aantal chromosomen en door zelfbestuiving klonen vormt, zodat ingekruiste eigenschappen in een zuivere lijn worden doorgegeven.

Nu niet direct zeuren dat mutaties vreselijk zijn, want het onderzoek is al langer dan een eeuw bezig. De eerste mutant werd al in 1873 beschreven door Alexander Braun (1805-1877), die het tweebloemige fenotype beschreef[1]. Natuurlijk wist hij niet precies wat hij gedaan had, want hij was aanhanger van het vitalisme, een toen populaire speculatieve theorie die dacht dat er in levende materie een soort regulerende kracht bestond om de functionaliteit te behouden.

Mocht iemand nog geïnteresseerd zijn in de herkomst van het woord 'raket' in de zandraket dan lever ik hier het antwoord: Via het Franse roquette komen we uit bij het Italiaanse ruchetta, een verkleinwoord van ruca. Uiteindelijk komen we uit bij het Latijnse woord erūca, wat taalkundigen collectief als 'egel' vertalen. Dat is natuurlijk onzin, want we kunnen het verder in de geschiedenis terugvinden als het Oudgriekse αρακος (arakos) met de betekenis van 'peulvrucht' of 'wikke'.

[1] Yanofsky et al: The protein encoded by the Arabidopsis homeotic gene agamous resembles transcription factors in Nature - 1990