Ronde zonnedauw

Jazeker, er wonen carnivoren op Vlieland en andere Waddeneilanden. Nee, ze zijn niet als grapje ingevoerd om de konijnenstand te reguleren of om op te kunnen jagen. Het betreft hier een vleesetend plantje, de ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia). Dit is een kleine zomerbloeier met kleine, ronde bladeren ter grootte van een dubbeltje. Gewoonlijk groeit de ronde zonnedauw tussen het veenmos, maar hij weet zich ook te handhaven in natte, kalkarme duinvalleien. Behalve muggen vangt de ronde zonnedauw ook andere insecten. Ook kevers en zelfs libelles staan op zijn menu. Vleesetende planten zijn ontstaan als reactie op voedselarme omstandigheden.


Het eerste deel van de wetenschappelijke naam, Drosera, heeft zijn oorsprong in het oude Griekenland waar drosos 'dauw' betekent. Het verklaart de druppeltjes aan de tentakels waarmee de prooi wordt gelokt. Het tweede deel, rotundifolia, is een combinatiewoord uit het Latijn. Rotundus betekent 'rond' en folium is 'blad'. Samen beschrijft het de ronde vorm van het blad van de ronde zonnedauw. Mocht je denken dat het 'zonnedauw' met dauwdruppels in de zon te maken heeft, dan heb je het mis. Het deelwoord 'zon' is afkomstig van het Germaanse woord sin, dat 'groot' of 'voortdurend' betekent, zoals 'zondvloed' ook niets met de 'zonde' te maken heeft, maar simpelweg 'grote vloed' betekent.

De insecten worden door de vochtdruppeltjes gelokt. Als die het vocht aanraken worden ze aan de plant vastgelijmd. Bij het spartelen om los te ontsnappen, komen ze nog vaster te zitten. Behalve lijm scheiden de tentakels ook een beetje mierezuur uit. Dat begint alvast met het malser maken van de prooi door eiwit aan te tasten. Tegelijkertijd is dat een signaal voor de plant en deze krult zich om de prooi. De tentakels beginnen met het uitscheiden van verteringssap, dat eiwitten van het gevangen insect oplost. De tentakels nemen dit als voedingsstof weer op. Na een tijdje zijn alleen de onverteerbare delen van het insect nog over en openen de tentakels zich weer. Op jacht naar de volgende prooi.

Onderzoek heeft aangetoond dat extracten van de plant behoorlijk werkzaam zijn als ontstekingsremmer en als middel tegen spasmen, waardoor deze aftreksels vroeger werden ingezet bij kinkhoest. Men meent dat deze werking het gevolg is van een aantal flavonoïden, zoals hyperoside, quercetine en isoquercetine. Die onderzoekers moeten maar terug naar hun laboratorium want diezelfde flavonoïden zitten bijvoorbeeld ook in cranberries en groene thee. Zo speciaal zijn ze dus ook weer niet. De bijtende eigenschappen van het mierezuur kunnen wel voor een aantal kwalen worden ingezet: wratten en eksterogen verdwijnen na aanstippen.

[Fred de Vries]